Het slib op de bodems van plassen en meren is een rijke bron voor onderzoek. Volgens geochemicus Jasper Griffioen moet er daarom, voor er wordt gebaggerd, eerst een waarderingsonderzoek worden gedaan.

Meertje bij Noordmolen. Foto: Johan Wieland
‘Lang niet elk meertje heeft waarde als natuurlijk archief.’ Foto: Johan Wieland

Wat is de wetenschappelijke waarde van bagger?
‘Bagger in meren en plassen levert interessante tijdseries waaraan je veranderingen van klimaat, historische verontreinigingen en oppervlaktewaterkwaliteit kunt aflezen. Sedimenten op de bodems van meren en plassen zijn afzettingen door de tijd heen. Dat kunnen duizenden jaren zijn, maar ook enkele decennia. De betekenis hangt af van de locatie. We spreken trouwens liever over slib. ‘Bagger’ heet het pas als je het sediment verplaatst. Slib geeft inzicht in geschiedenis en beleidseffecten.’

Noemt u eens een voorbeeld.
‘De vervuiling met lood. In de jaren twintig van de vorige eeuw werd lood als antiklopmiddel aan benzine toegevoegd. Maar omdat lood schadelijk is voor de gezondheid, werd bijmenging vanaf 1985 verboden. De effecten daarvan zie je terug in de bagger. Een promovendus heeft dat aangetoond met isotopen van lood die hij vond in de waterbodem bij een fort van de Hollandse waterlinie. In de bovenste delen van kernboringen zat minder lood dan in diepere lagen, die eerder zijn opgebouwd. Nu zit er vrijwel geen lood meer in de lucht.’

‘Wat mensen allang vergeten zijn, staat nog geschreven in bomen’
LEES OOK

‘Wat mensen allang vergeten zijn, staat nog geschreven in bomen’

Met haar boomboor onderzoekt Valerie Trouet woudreuzen en reconstrueert ze wat die allemaal hebben meegemaakt.

Andere voorbeelden?
‘Datzelfde is te doen voor de aanwezigheid van polycyclische aromatische koolwaterstoffen (PAK’s), die veel voor verduurzaming van hout werden gebruikt, polychloorbifenylen (pcb’s) die veel in ijskasten en transformatoren werden gebruikt en bepaalde pesticiden. Allemaal klassieke vervuilende stoffen die op een bepaald moment niet meer gebruikt mochten worden.
‘Ook het aantal roetdeeltjes in de lucht nam af. De roetuitstoot nam na 1975 af door omschakeling van steenkool en hout naar aardgas als brandstof. En fabrieken en industrieën werden rond deze tijd verplicht hun verbrandingsgassen te reinigen. Hierdoor kwamen er minder roetdeeltjes terecht in de bagger.
‘Voor sporen van klimaatverandering moet je verder terug in de tijd. Dan gaat het bijvoorbeeld om de aanwezigheid in het slib van microfossielen van diatomeeën, dat zijn kiezelalgen. Bepaalde soorten zijn gelieerd aan warme, tropische omstandigheden, andere weer aan een gematigd klimaat.
‘Voor klimaatverandering gaan we liever de zee op. Slibbodems op zee zijn namelijk minder verstoord en hebben een langere tijdreeks. Dankzij dergelijk onderzoek weten we onder meer dat er voor het massaal gebruik van fossiele brandstoffen twintig procent minder CO2 in de lucht aanwezig was.’

Welke plekken zijn geschikt voor wetenschappelijk onderzoek?
‘Lang niet elk meertje heeft waarde als natuurlijk archief. Onverstoord slib in diepe geïsoleerde meren en plassen is prima bruikbaar. Als een plas of meer niet diep genoeg is, kan de wind greep krijgen op het slib en dit verstoren.
‘Het prettigst is het als er geen rivieren of sloten in verbinding staan met de wateren. Want die kunnen slib meebrengen en het opgebouwde tijdsprofiel verstoren. Slib in rivieren en sloten is niet te gebruiken. Dat sediment is continu in beweging. Ook vissen als karpers maken soms een rommeltje van de rivierbodem.’

Voor natuurbeheer en onderhoudswerk wordt er veel gebaggerd, waardoor de wetenschappelijke waarde verloren gaat. Welke meren en plassen zijn er nog over?
‘Hun aantal slinkt. Het gaat nog maar om enkele tientallen plekken in ons land. Interessant zijn meertjes in pingorestanten in Drenthe: cirkelvormige landschapselementen ten gevolge van ijsklompen uit de ijstijd. Daarnaast zijn restmeren nog interessant, zoals verlaten meanderbochten langs de Maas en wielen of kleine meren die zijn ontstaan door dijkdoorbraken, zoals langs de Diefdijk in de Alblasserwaard, en getijdengeulen in het IJsselmeer. Die plekken zijn een rijke bron voor wetenschappers en hebben geen beschermde status. Maar het zou mooi zijn als er eerst een waarderingsonderzoek zou worden uitgevoerd voordat er wordt gebaggerd. Net als nu gebeurt bij archeologie voordat ergens de eerste schop in de grond gaat.’

U werkt bij TNO Geologische Dienst als expert milieugeochemie. Wie zijn uw opdrachtgevers?
‘We werken voor het rijk, provincie, gemeentes, maar ook wel voor Natuurmonumenten en Staatsbosbeheer. Een andere insteek is bouwen met natuur. Hierbij onderzoeken we of opgebaggerd slib gebruikt kan worden voor natuurontwikkeling. Dat doen we onder meer voor de aanleg van de eilanden van natuurgebied de Marker Wadden door Rijkswaterstaat in het Markermeer waarmee eind maart een begin is gemaakt.’

Altijd op de hoogte blijven van het laatste wetenschapsnieuws? Meld je nu aan voor de New Scientist nieuwsbrief. 

Lees verder: