Rockford, Maryland, VS – Amerikaanse onderzoekers hebben vastgesteld dat een cel aan driehonderd genen genoeg heeft om te kunnen leven. Dat biedt uitzicht op celbouwpakketten voor biologen.


De ontrafeling van genetische informatie van allerlei organismen verloopt razendsnel. Van virussen en bacteriën tot planten en dieren en zelfs de mens zijn al complete chromosomen geanalyseerd. Een vooraanstaand instituut op dit gebied is The Institute for Genomic Research (TIGR) in Rockville, Maryland. Sinds 1992 voeren onderzoekers daar met de modernste technieken de structurele, functionele en vergelijkende analyse van genomen en genproducten uit.
Een van de favoriete onderzoeksonderwerpen van TIGR is Mycoplasma genitalium, een kleine bacterie met ongeveer 517 genen. Dit micro-organisme komt voor in longen en, zoals de naam al zegt, de geslachtskanalen bij de mens. Die heeft veel meer genen, ruim honderdduizend.
Vier jaar geleden bewezen onderzoekers van TIGR dat ze de genetische informatie van deze bacterie en de hersenvliesontstekingsbacterie Haemophilus influenzae konden ophelderen. De volgende stap was de bepaling van onmisbare genen in de mycoplasmabacterie. Welke genen heeft een cel nodig om te leven? De onderzoekers brachten lukraak vreemde stukjes DNA in genen aan, en schakelden die genen zo uit. Als een cel daarna toch nog groeide en deelde, dan was het betreffende gen blijkbaar niet onmisbaar. De onderzoekers hebben op ruim 1300 verschillende plekken op het chromosoom DNA-fragmenten ingebouwd. Na afstrepen hielden ze 265 tot 350 onmisbare genen over.

In het vakblad Science melden de moleculair-biologen van TIGR dat het nu mogelijk is om selectief een chromosoom te bouwen met alle mogelijk noodzakelijke genen. Voordat daaraan wordt begonnen, zal eerst een commissie zich moeten buigen over de ethische aspecten van het creëren van een levende cel. Is het bouwen van een Frankenstein-cel wel acceptabel?

Erick Vermeulen