Utrecht (NL) – Industrie en opleidingen waarschuwen al jaren voor het toenemende tekort aan scheikundestudenten. Niet alleen in de Lage Landen, maar ook in de rest van de wereld is nauwelijks een student geïnteresseerd in een studie chemie.


De teruglopende interesse onder afgestudeerde vwo’ers voor een opleiding scheikunde is dramatisch. In Nederland daalde de instroom van chemiestudenten tussen 1990 en 1999 met bijna 60 procent, van 1176 tot 475 studenten. Als deze daling niet snel stopt, moeten opleidingen sluiten en komt de voor ons land zo belangrijke bedrijfstak chemie in de knel. Tot deze conclusie komt de visitatiecommissie die de kwaliteit van elf universitaire opleidingen Scheikunde beoordeelde. Het verslag van de visitatiecommissie werd maandag 17 juli aan de vereniging van universiteiten VSNU uitgereikt.


De commissie constateert dat in het algemeen de kwaliteit van de opleidingen goed is, ook naar internationale maatstaven. De meerderheid van de afgestudeerden en gepromoveerden vindt snel een baan in de eigen richting en op niveau. De visitatiecommissie denkt dat de aantrekkelijkheid van scheikunde kan verbeteren als het vakgebied samenwerkt met andere disciplines. De commissie vindt dat scheikunde afstand moet doen van de nogal eenzijdige wetenschappelijke inslag van het vak waardoor de meeste afgestudeerden nog onvoldoende breed inzetbaar zijn.


Alhoewel bijna alle scheikunde-opleidingen een structuele terugval kennen, is dit niet het geval voor de opleidingen in Delft en in Leiden. Sinds vorig jaar zijn de twee universiteiten aldaar samen de opleiding ‘life science & technology’ (LST) begonnen. LST is nog geen reguliere opleiding en inschrijving gaat via de opleiding scheikundige technologie aan de TU Delft of scheikunde aan de universiteit Leiden. De opleiding verschaft kennis uit de vakgebieden biologie, scheikunde, natuurkunde, wiskunde, informatica, farmacologie en procestechnologie. Door de combinatie van deze vakken leert een student de levensprocessen die de basis vormen van al het leven te onderzoeken. Waarom deze studie populair is bij aankomende studenten, is niet helemaal duidelijk. Piet Bos, beleidsmedewerker bij LST: “Chemie associëren de meeste mensen met vies en milieuvervuiling. Life sciences niet. Als we met deze opleidingen bètastudenten kunnen aantrekken, is dat een goede zaak”.


De afname van scheikundestudenten speelt niet alleen in Nederland. “De situatie in België is vergelijkbaar met Nederland, zo niet erger” meldt André van Nieuwenhove van de Federatie van de Chemische Industrie van België, Fedichem. In augustus 1999 deed hij een onderzoek naar het aantal studenten in de natuurwetenschappen. “Sinds 1990 is het aantal studenten in natuurwetenschappelijke richtingen, en meer speciaal in de chemie, constant afgenomen”. Ook in de rest van West-Europa en de Verenigde Staten is het een trend die sterk speelt. Piet Bos noemt het zelfs een maatschappelijk verschijnsel: “Chemie en natuurkunde zijn niet meer interessant voor een groot publiek, terwijl er toch hartstikke spannende dingen gebeuren aan het front van de natuurwetenschappen. Voor de meeste mensen zijn de bètawetenschappen te gespecialiseerd waardoor ze er veel energie in moeten stoppen willen ze er wat van begrijpen”, vindt Bos. “Vergelijk scheikunde van nu eens met die van het begin van de vorige eeuw. Mensen konden zich er toen een voorstelling van maken wat en hoe het allemaal gebeurde en raakten gefascineerd.”


Hopelijk kunnen nieuwe studierichtingen als life science and technology het imago van scheikunde en andere bèta-opleidingen verbeteren. In navolging van het samenwerkingsverband tussen de universiteiten uit Delft en Leiden, zullen in de toekomst waarschijnlijk Utrecht en Twente volgen.

Ingrid van Vilsteren